Een ander onmisbaar element van de kerkelijke kunst in het leven van de Orthodoxe Kerk is de zang.
Net als bij de iconen ligt aan de zang in de Orthodoxe Kerk een ononderbroken traditie van waarachtig liturgisch gezang ten grondslag, die ondanks tijden van verval het theologisch uitgangspunt is gebleven voor de kerkelijke praktijk. Want in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Byzantijnse en later de Griekse kerkmuziek die grotendeels zichzelf zijn gebleven, kent de Russisch-Orthodoxe kerkzang onder invloed van de Westerse wereldse muziek, een roerige geschiedenis van vallen en opstaan. Maar steeds weer keerde men uiteindelijk terug naar het puur liturgisch uitgangspunt.
Het is belangrijk te weten dat ook de orthodoxe kerkzang een geincorporeerd deel is van de gehele orthodoxe cultus. Alle teksten van de gezangen staan vast en hebben hun plaats in het organisch geheel van de Liturgie. Het gezang is principieel geen versiering of verfraaiing van de diensten, het wordt niet beoordeeld naar zijn esthetische waarde maar naar de mate van gebed die erin besloten ligt. Orthodoxe kerkzang is puur gebed, dat door slechts een instrument ten gehore kan worden gebracht, het trillend hart van de biddende mens, aan wie de gaven van de Geest deelachtig zijn geworden, namelijk de menselijke stem. Iedere vorm van instrumentale muziek is dan ook taboe in de Orthodoxe Kerk, het staat volslagen buiten de traditie, omdat het juist afleidt van het gebed en de geest op de wereld richt.
Het gezang is principieel geen versiering of verfraaiing van de diensten, het wordt niet beoordeeld naar zijn esthetische waarde maar naar de mate van gebed die erin besloten ligt.
Liturgische handelingen zonder zang zijn ondenkbaar. Iedere dienst, hoe klein ook, bestaat voor een wezenlijk deel uit gezang, al is het maar het recitatief lezen van de gebedsteksten. Men zingt altijd strikt de vastgestelde liturgische teksten, die essentiele elementen van de eredienst vormen en die niet naar believen vervangen of weggelaten kunnen worden. In het Oud-Russisch werd de eredienst eenvoudig als de ‘zang’ aangeduid. Naar de kerk gaan was: naar de ‘Zang’ gaan. Dit wil ook zeggen dat het zingen van kerkmuziek ‘buiten de eredienst, net als het tentoonstellen van iconen in musea, onrecht doet aan de muziek omdat het gezang van zijn ‘eigenlijke’ functie is beroofd.
De geschiedenis van de Russische kerkzang kan globaal ingedeeld worden in twee tijdperken. De eerste periode strekt zich uit van het begin van de kerstening van Rusland in 988 tot het midden van de zeventiende eeuw en wordt gekenmerkt door een zelfstandige ontwikkeling van de eenstemmige liturgische zang. De tweede periode begint rond het midden van de 17e eeuw en duurt tot op heden voort. Zij wordt gekarakteriseerd door de invoering van de meerstemmige zang als gevolg van West-Europese invloeden.
Toen Rusland vanuit Byzantium gekerstend werd, werd natuurlijk in eerste instantie de Byzantijnse zangstijl overgenomen. Maar omdat Constantinopel in de nieuw bekeerde gebieden de plaatselijke taal voor liturgisch gebruik propageerde, in tegenstelling tot de Romeinse Kerk, waar het Latijn de bindende liturgische taal werd, moest deze Byzantijnse zangwijze aangepast worden aan de Slavische taalwendingen. Later, toen de betrekkingen met Constantinopel wegvielen, raakte deze zangwijze in onbruik en ontstond er een zangstijl, die gestoeld was op Byzantijnse, Latijnse en Bulgaarse elementen. Deze zangwijze noemt men de ‘neumenzang’ (Russisch: Znamennyj rospev) en deze heeft zich verder ontwikkeld tot in de zeventiende eeuw, toen verregaande hervormingen en een sterke Westerse Invloed haar ontwikkeling verstoorde. Maar het waren wederom dezelfde oudgelovigen die weigerden mee te gaan in deze nieuwe ‘heidense’ ontwikkelingen. Tot op de huidige dag zingen zij in de oude eenstemmige neumenstijl, hetgeen u nog steeds kunt horen tijdens de diensten in de kathedraal van de oudgelovigen in Moskou. Tijdens een bezoek aan het heropende Walaamklooster op een eiland in Noord-Rusland ontdekte ik dat ook daar weer de oude melodieen eenstemmig worden gezongen. Maar toch kan de zangstijl op Walaam zich nauwelijks meten met de bijna ruwe middeleeuwse kracht, waarmede de oudgelovigen de oude spiritualiteit in hun gezangen gestalte weten te geven.
Het gezang in de officiele Russische Kerk heeft te lang onder invloed gestaan van de meerstemmige traditie, die vanuit het Westen was geintroduceerd en die later door Duitse en Italiaanse zang- en muziekstijlen werd beinvloed. Het is ook deze Westerse vierstemmige harmonisatie, die de Russische kerkmuziek voor onze Westerse oren zo aangenaam en begrijpelijk maakt. Voor bijvoorbeeld Griekse kerkmuziek lopen hier maar weinig mensen warm. Niet alleen de zangstijl raakte onder Westerse invloed, ook de orthodoxe opvattingen over de kerkzang werden geweld aangedaan. Na verloop van tijd kreeg de kerkmuziek een steeds meer concertant karakter, hetgeen volkomen in tegenspraak was met de gebedsfunctie van het gezang tijdens de diensten.
Toen tijdens een dienst in Moskou na een mooie solo ‘dacapo’ en ‘bis’ werd geroepen, greep Tsaar Aleksander I hoogst persoonlijk in, en hij stelde naar goed Russisch gebruik een censuur in op kerkmuziek, die in handen werd gegeven van de beroemde kerkelijke componist Bortnjanski. Deze Bortnjanski zette veel oude melodieen uit de neumennotatie over in vierstemmige harmonisaties en bracht zo de kerkmuziek enigszins terug in haar traditionele spoor, hoewel bij hem de Italiaanse invloed zeer duidelijk is.
Al met al bevond de kerkelijke zangkunst zich aan het einde van de vorige eeuw in een zelfde benarde positie als de kerkelijke iconenkunst. Dezelfde zoetelijke wereldse trekken van vele iconen uit die tijd, vindt men terug in de sentimentele Cherubijnenliederen en Onze Vaders, die er toen werden gecomponeerd en in de kerk gezongen. Zelfs de componist Tsjaikovski, die nota bene zelf een ‘Liturgie’ had geschreven voor het concertpodium, verzuchtte in de geest van de iconenschilder Zenon: “1k ben niet goed op de hoogte van de geschiedenis van de kerkzang. Ik ken de diensten niet, weet niet wat de relatie is tussen het 0bichod en wat er in de kerk gezongen wordt. Het is onmogelijk de kerkzang zijn oorspronkelijke zuiverheid terug te geven. De West-Europese gewoontes zijn te diep in onze kerk doorgedrongen, in de vorm van allerlei banaliteiten zoals bijvoorbeeld het dominantakkoord. Dit heeft zo diep wortel geschoten, dat zelfs op het platteland de voorzangers, die immers op stedelijke seminaries zijn opgeleid, dingen zingen die niets meer te maken hebben met de authentieke gezangen”.
Toch werd in dezelfde tijd het oude muzikale erfgoed herontdekt en gepraktiseerd door de zogenaamde ‘Moskouse school’. Een van de hoogtepunten in deze ontwikkeling vormde de ‘Vespers’ van Rachmaninov, waarin de oude voorgeschreven melodieen van de znamennyj rospev werden gebruikt. Met name onder invloed van de componist Kastalski, die zichzelf een ‘restaurateur’ noemde, werd ook in de gangbare meerstemmige zangwijze de harmonie tussen woord, gebed, muziek en Liturgie hersteld.
In het Moskouse ‘Handboek voor de Priester’ van 1977 vinden we kort samengevat de juiste opvatting van de orthodoxe kerkmuziek verwoord:
“De oudkerkelijke zang is vreemd aan sentimentele subjectiviteit, aan gevoelsoverheersing, en aan alles wat wij gewoonlijk als theatraal beschouwen. De kerkelijke koorzang, eenstemmig of meerstemmig gezongen, dient eerbiedig te zijn en tot gebed te leiden. Dirigenten en zangers moeten daarom vasthouden aan de oude kerkelijke zangwijzen. Ontoelaatbaar in de kerkzang zijn melodieen en wijzen van zingen, die eigen zijn aan aria’s en dergelijke liederen. Hetzelfde geldt voor de begeleiding van de zang met gezoem of andere uitingen, wat de kerkzang doet lijken op wereldlijk gezang. De uitvoering van kerkelijke zang op de wijze van romances of aria’s verschaft de gelovigen niet de mogelijkheid zich te concentreren, maar verstoort daarentegen zowel het gehalte als de zin van de kerkhymnen. Een dergelijke zang maakt alleen indruk op het gehoor, maar laat geen spoor na in de ziel”.