Omdat de kerkelijke kunst onlosmakelijk verbonden is met het theologisch zelfverstaan van de Kerk, moeten wij eerst kort stilstaan bij het wezen van de Orthodoxe Kerk zelf.
De Orthodoxe Kerk is een traditionele Kerk in de oorspronkelijke positieve betekenis van het woord. Dus geen conservatieve, statische Kerk, die krampachtig vasthoudt aan uiterlijke rituelen en symbolen en zich verder niet ontwikkelt en vernieuwt, nee, het is een Kerk die vast geworteld is in een levende, zich voortdurend innerlijk vernieuwende liniaire traditie, die zonder onderbreking teruggaat tot in de apostolische tijd en die door alle gelovigen tezamen gedragen wordt.
De traditie is de navelstreng die ons verbindt met al degenen die ons vooraf zijn gegaan en die vanuit dezelfde geest hebben geleefd, volgens de christelijke beginselen zoals die door de heilige kerkvaders op onovertroffen wijze zijn aangevoeld, doordacht en verwoord. Het is een traditie die zichzelf voortdurend herijkt naar deze beginselen en niet naar de tijdgeest waarin zij zich toevallig bevindt. Het is een traditie, en nu raak ik al het kernpunt van mijn betoog, die constant verwijst naar het goddelijke, het goddelijke dat in zijn essentie nooit door de mens begrepen zal kunnen worden, maar dat wel steeds dichter benaderd kan worden.
Vooruitgang in de Orthodoxie betekent dus geen verandering, maar innerlijke verdieping en verbreding in de benadering van het goddelijke. Een modern orthodox theoloog neemt in zijn theologie altijd de hele lijn van christelijk denken en ervaren mee vanaf de apostelen via de kerkvaders tot in het heden. Dat is ook de reden waarom de Orthodoxie geen ‘dissidente’ theologen kent. Allen denken, leven en functioneren in dezelfde traditie. En wanneer men dat niet zou doen, dan is men vanzelf geen orthodox meer.
De Russische denker Chomiakov drukt dit kernachtig uit met de woorden: “Waar zou de waarheid nog te vinden zijn, als het oordeel van de Kerk vandaag af zou wijken van – of in tegenspraak zou zijn met het oordeel van de Kerk gisteren!” En P. Victorov formuleerde het in het ‘Tijdschrift van het Moskous Patriarchaat’ in 1956 als volgt: “De Kerk had nooit het goddelijke leven dat haar geschonken was, kunnen bewaren, wanneer het diverse perioden uit haar geschiedenis had ontkend, wanneer zij haar dogmatische leringen aan herziening had onderworpen, wanneer zij afstand had genomen van de ervaring van haar spirituele leven en de vormen van haar vroomheid, wanneer zij haar eredienst had verworpen en vervangen door een nieuwe.”
Het is ook belangrijk te beseffen, dat deze orthodoxe traditie niet slechts uiterlijke elementen bevat, zoals bijvoorbeeld de symboliek of een bepaald gedachtegoed. Nee, deze traditie omvat ook een belangrijk psychologisch aspect, de psychologische ervaring van de gehele orthodoxe cultus in de meest brede zin van het woord, de ervaring en weerspiegeling ervan in het religieuze bewustzijn van de gelovige. Hier wordt niet de persoonlijke religieuze ervaring bedoeld, maar de collectieve religieuze ervaring van de Kerk, de sobornostj, de geestelijke eenheid in Christus, die alle orthodoxen met elkaar verbindt.
Nog steeds is deze collectieve religieuze ervaring als sleutel tot het ondergaan van de cultus onlosmakelijk met de uiterlijke vormen verbonden. Zo is de huidige orthodoxe praktijk niet slechts een in het verleden ontwikkelde vorm, die ons is overgeleverd en die wij vervolgens in stand houden en doorgeven, nee, de kern is onze innerlijke ervaring die is gevormd en gevoed door degenen die ons zijn voorgegaan, en waarmee wij de uiterlijke verschijningsvormen innerlijk ondergaan en daarmee de inhoud ervan actualiseren. Het is dus niet slechts de uiterlijke vorm die ons verbindt met de oude Kerk, maar ook deze innerlijke psychologische houding, die zich eveneens in een liniaire traditie in samenhang met de uiterlijke vorm tot in onze geesten heeft ontwikkeld.
de huidige orthodoxe praktijk niet slechts een in het verleden ontwikkelde vorm, die ons is overgeleverd en die wij vervolgens in stand houden en doorgeven, nee, de kern is onze innerlijke ervaring die is gevormd en gevoed door degenen die ons zijn voorgegaan, en waarmee wij de uiterlijke verschijningsvormen innerlijk ondergaan en daarmee de inhoud ervan actualiseren.
Een ander belangrijk aspect in het zelfverstaan van de Kerk is het feit dat de Orthodoxe Kerk een iconografische Kerk is, d.w.z. in zichzelf een afbeelding van het goddelijke. De Kerk herbergt tegelijkertijd een aards en een goddelijk aspect. Daarmee wordt zij zelf tot een ‘beeld’, een icoon, en daarom neemt de icoon als zodanig een centrale plaats in in het kerkelijk leven. Hemel en aarde komen in haar samen, zoals we nog nader zullen zien. De Orthodoxie kent ook niet het onderscheid tussen de aardse en de hemelse Kerk. De Orthodoxe Kerk als aardse verschijning is een met de hemelse Kerk. Zo zijn tijdens de ‘Goddelijke’ Liturgie niet slechts de gelovigen aanwezig, maar ook allen die ons zijn voorafgegaan, de heiligen, de engelen, de Moeder Gods en tenslotte Christus Zelf in het Hemels Avondmaal. Het hoofd van deze Kerk is derhalve Christus Zelf en niet een patriarch of paus. Een patriarch is als eerste bisschop van een lokale Kerk nooit meer dan de eerste onder zijns gelijken en het begrip paus als plaatsvervanger van Christus op aarde is in de Orthodoxie een principiele onmogelijkheid. De onlangs heiligverklaarde Johannes van Kronstadt, een zeer beroemde en geliefde parochiepriester uit het begin van de 20e eeuw, die ook vele wonderen verrichtte, schreef in zijn geestelijk dagboek ‘Mijn Leven in Christus’ de simpele opmerking: “Waarom hebben de katholieken in Gods naam een paus nodig als Christus altijd en overal aanwezig is!?”
de Orthodoxe Kerk een iconografische Kerk is, d.w.z. in zichzelf een afbeelding van het goddelijke.
Deze samensmelting van het menselijke en het goddelijke middels de eenheid in Christus maakt de Kerk tot een grote levende organische eenheid, waarin alles dezelfde richting opwijst. Zo grijpen alle elementen van de Kerk in elkaar, de vorm van het kerkgebouw, de orthodoxe kerkzang, de afbeeldingen op de iconen, de vorm van het gebed, de onderlinge verhouding tussen de kerkelijke ambten, de kerkelijke kalender, de feesten, de vastentijden enzovoorts. Alles is onlosmakelijk en onveranderlijk met elkaar verbonden naar het hemelse voorbeeld. Het kloppend hart van deze Kerk wordt niet gevormd door een wereldlijk machtscentrum of een congregatie van de geloofsleer, maar door het gelovig bewustzijn van alle orthodoxe gelovigen, die in een levende wisselwerking met de traditie, zonder intellectuele dogmatiek, de Kerk vormen en in stand houden.
De Orthodoxie is als het ware een complete christelijke conceptie, waarin alle facetten van het leven en de werkelijkheid in hun gehele essentie aan de orde komen en daarbinnen ook hun uiteindelijke goddelijke dimensie krijgen. En in deze context is het enige doel van de orthodoxe gelovige, zijn ‘raison d’etre’: te werken aan zijn eigen vergoddelijking, zijn zelfheiliging. Ook hij streeft naar het hemelse voorbeeld, hij moet weer een zuivere icoon van Christus worden. En door alle facetten van de kerkelijke kunst tezamen wordt hij daarbij op het goede spoor gezet.