En tenslotte kunnen we niet zonder een korte beschrijving van datgene, wat in de kerk het meest in het oog springt, de iconostase, de scheidingswand tussen het altaar en het kerkschip, tussen de hemel en de aarde. Maar moge de iconostase dan de goddelijke en de menselijke wereld van elkaar scheiden, tegelijkertijd verenigt zij deze beide werelden in een totaalbeeld, waarin de toestand van het ganse universum wordt geschilderd, een toestand waarin iedere scheiding overwonnen is, waar de verzoening tussen God en het geschapene in het geschapene zelf is verwerkelijkt. Op de grens tussen het goddelijke en het menselijke worden de wegen van deze verzoening zichtbaar gemaakt en in alle volheid onthuld. U ziet dat de iconostase in haar totaliteit overeenkomt met de icoon als zodanig. Het goddelijke en het menselijke ontmoeten elkaar op het vlak van de iconostase, waarop de hele heilsgeschiedenis is afgebeeld.
De bovenste rij iconen van een iconostase is de rij van de voorvaderen, die met de icoon van de Heilige Drieeenheid of de Kruisiging in het midden, de oudtestamentische patriarchen uitbeeldt als een voorafbeelding van het Nieuwe Testament. Daaronder bevindt zich de rij van de oudtestamentische profeten. Deze staan afgebeeld met de schriftrollen in hun handen, waarop de teksten staan van de profetieen over de menswording van God, allen buigend in de richting van de centrale icoon, de verwerkelijking van deze voorzeggingen: de icoon van de menswording. Dat is de icoon van de Moeder Gods van het teken, waarop Christus in haar schoot is afgebeeld.
Daaronder is de rij die de tsjin genoemd wordt (ordening). Hier staat de Deisis centraal: Christus geflankeerd door de Moeder Gods en Johannes de Doper, en verder door de engelen, de apostelen, de hierarchen en de heiligen. De tsjin verzinnebeeldt de uitwerking van de menswording van God. We zien hier dan ook opnieuw volgens het iconografische principe, dat in de weergegeven koren van heiligen niet hun aardse verschijning centraal staat, hoewel hun kleding en andere attributen daar schijnbaar naar verwijzen, maar hun hemelse betekenis. Zij zijn afgebeeld als in gebed voor Gods Troon en de ritmische ordening van de gestalten is een uitdrukking van hun innerlijke harmonie, een beeld van de voltooide toestand van de kosmos.
De volgende rij is de rij van de christelijke feestdagen. Zij vormt een keten van voorstellingen van nieuwtestamentische gebeurtenissen, waarin de heilsgeschiedenis verder gestalte krijgt. Deze feestdagen drukken de gehele leer van de Kerk uit en zijn in wezen al de vervulling van datgene wat in de bovenste rijen wordt voorafgebeeld.
De onderste rij is de zogenaamde plaatselijke rij met als middelpunt de Koninklijke Poort, geflankeerd door twee grote iconen van Christus en de Moeder Gods en aangevuld met plaatselijke iconen van bepaalde heiligen of feesten. Deze iconen bevinden zich op een zodanige hoogte dat ze door de gelovigen vereerd kunnen worden.
De Koninklijke Poort is de ingang tot het heiligdom dat slechts door geestelijken mag worden gebruikt, en dan alleen tijdens bepaalde momenten in de dienst. Op de twee deuren, die als het ware de opening naar het heil verzinnebeelden, vinden we de afbeelding van het feest van de Aankondiging, de kiem van het komende heil, en de vier evangelisten die het heil hebben verkondigd.
De geopende deuren symboliseren aldus de eenwording van de aardse met de hemelse wereld en geven een blik in de hemel. Vandaar dat deze ‘Koninklijke Deuren’ een cruciale plaats innemen tijdens het verloop van de diensten. Zo begint de avonddienst, waarmee een nieuwe dagcyclus aanvangt, met geopende deuren om de oorspronkelijke paradijselijke toestand van de wereld aan te duiden, hemel en aarde waren nog een. Vervolgens wordt als gevolg van de zondeval van Adam de Koninklijke Poort wederom gesloten om pas geopend te worden op die momenten dat de verlossende werking van Christus present wordt gesteld.
Niet voor niets zien we dan boven deze Koninklijke Poort een afbeelding van het Laatste Avondmaal. Door middel van deze voorstelling die zich direct boven de plaats bevindt waar de gelovigen zelf voor de geopende deuren van het ‘Koninkrijk’ het avondmaal ontvangen, wordt aangeduid dat hetzelfde sacrament ononderbroken vanaf zijn instelling door de opvolgers van de apostelen aan de leden van de Kerk wordt uitgereikt, zodat het allen met elkaar verenigt en tot Christus onhoog voert, waardoor wij allen deelhebbers zijn aan Zijn Lichaam en Zijn Godheid.
Het is een magistraal beeld, dat ons voor ogen wordt gehouden; de ganse heilsgeschiedenis op de iconostase van boven naar beneden verzinnebeeld, en wel zodanig dat de beweging doorloopt tot in de gelovige zelf, die deelheeft aan het Lichaam van Christus in de gedaanten van brood en wijn. Ook in die zin is de iconostase geen scheidingswand, maar een wand die ons verbindt met de heiligheid van God en zijn Kerk, die ons als het ware met een stap in de hemel voert. Uiterlijk wordt deze ‘vereniging’ in de eredienst onder andere uitgedrukt in de symbolische handeling van de bewieroking. Wanneer de priester of diakon eerst de iconen bewierookt en vervolgens de gelovigen, waarmee hij de goddelijke icoon in de mens begroet, dan verenigt hij in deze handeling de afgebeelde heiligen en de biddenden: de hemelse en de aardse Kerk als een geheel.