Concluderend kunnen wij zeggen dat de gehele orthodoxe kerkelijke kunst erop gericht is de gelovige mede te voeren uit het aardse naar het hemelse, het goddelijke, om zo tot een baken te zijn op de weg naar zijn geestelijke vervolmaking en zelfheiliging. De kern van dit principe is gelegen in de Incarnatie, de menswording van Christus, het samenvloeien van het goddelijke en het menselijke in een persoon. Dankzij deze Incarnatie zijn wij ons bewust geworden van het feit dat het gehele leven van de mens zich bevindt op het breukvlak van hemel en aarde. Zoals op het vlak van de icoon de hemel en de aarde elkaar ontmoeten, zo ontmoeten elkaar in het menselijk leven het wereldse en het goddelijke in de naar vervolmaking strevende gelovige orthodox.
Zoals op het vlak van de icoon de hemel en de aarde elkaar ontmoeten, zo ontmoeten elkaar in het menselijk leven het wereldse en het goddelijke in de naar vervolmaking strevende gelovige orthodox.
Dat wil zeggen dat in de Orthodoxie het denken over de hemel niet wordt beperkt tot bespiegelingen over het zogenaamde ‘hiernamaals’, maar zich met name richt op het hier en nu. Hemel en aarde zijn gelijktijdig voor ons aanwezig, waarbij de verzoening en eenwording tussen beide realiteiten in iedere gelovige ziel moet worden waargemaakt in het volgen van de evangelische opdracht, die van de vergoddelijking of zelfheiliging.
Deze gelijktijdige aanwezigheid van de aarde en de hemel is door de in 1990 vermoorde Russische priester Alexander Menj prachtig verwoord tijdens een lezing die hij hield op de avond voor zijn dood:
“Een mens heeft een dubbel thuis, een dubbel vaderland. Het ene vaderland is het land waar we wonen, dat stukje land waar je geboren bent en opgegroeid. En het andere vaderland is die intieme wereld van de geest, die het oor niet kan horen en het oog niet kan zien, maar we horen er van nature thuis. Wij zijn kinderen van de aarde en tegelijkertijd gasten in deze wereld”.
En het laatste woord geef ik aan de iconenschilder Zenon, die op beeldende wijze het ineenvloeien van het ‘hier en nu’ en het ‘hiernamaals’ in de gelovige ziet verwoordt:
“In ons toekomstig leven zullen wij staan voor God. Ons toekomstig leven zal hier op aarde zijn, tijdens dit leven! Maar het zal getransformeerd zijn, vernieuwd, en er zullen geen zonden meer zijn. En de mensen die naar God streven zullen daar deel aan hebben”.