Om de plaats van de lkoon in het kerkelijk leven goed te begrijpen is het belangrijk eerst stil te staan bij de theologische achtergrond van de icoon. Ik heb al gezegd dat de uiteindelijke theologische kern van de icoon de Incarnatie, de Menswording van Christus, is.
Deze Incarnatie heeft men op diverse Concilies trachtten te verwoorden. Allereerst op het Concilie van Efese in 431. De Vaders van dit Concilie verklaarden dat er in Christus geen twee personen naast elkaar bestaan, maar dat de godheid en mensheid in de ene persoon van Christus verenigd zijn.
Twintig jaar later, in 451, kwam Chalcedon met een nadere nuancering: “Er zijn twee naturen, de goddelijke en de menselijke, verenigd in de ene persoon van Christus, zonder in elkaar over te gaan, elkaar te delen, elkaar te scheiden” In het verlengde van Chalcedon ligt het Concilie van Constantinopel in 680 welke stelt: “In Christus zijn er twee realiteiten, twee werkelijkheden verenigd, godheid en mensheid”.
In de zevende eeuw stelde Maximos de Confessor dat deze menswording van Christus tevens het begin vormt van de vergoddelijking van de mens. Vergoddelijking in de zin dat het leven van Christus zich moet voortzetten in dat van de gelovigen. Het leven van de gelovigen wordt dan gericht op het hemelse en het schouwen van het Goddelijke Licht, zoals ons dat ook voortdurend in de orthodoxe monastieke traditie wordt voorgehouden.
deze menswording van Christus tevens het begin vormt van de vergoddelijking van de mens
Welnu, met deze conciliaire uitspraken als inzet is er in de achtste eeuw binnen de Kerk een strijd gestreden, bijna op leven en dood, over de afbeelding van het heilige. De tegenstanders van de afbeeldingen en de beeldenverering, de zogenaamde iconoklasten beriepen zich op het oudtestamentische verbod op het maken van beelden en stonden daarnaast ook onder grote invloed van het islamitische verbod op het maken van afbeeldingen. Een ander bezwaar was dat zij het maken en aanbidden van beelden zagen als een vorm van afgoderij.
De verdedigers van de iconen, de iconodoulen, daarentegen, zeiden dat juist dankzij de Incarnatie, het feit dat God mens geworden was is Christus, Die toch voor een ieder zichtbaar had geleefd, het mogelijk was geworden het heilige met menselijke middelen af te beelden. Christus Zelf was immers de icoon van God op deze aarde. Zij beriepen zich dus op de nieuwtestamentische boodschap.
Daarnaast stelden zij dat het niet ging om de aanbidding van de icoon, maar om een verering van de icoon, die als het ware middels zijn afbeelding doorverwijst naar de goddelijke werkelijkheid achter die afbeelding. Door de verering van de icoon van Christus, aanbidt je Christus Zelf.
De iconodoulen hebben uiteindelijk de overwinning behaald en tijdens het zevende Oecumenische Concilie van Nicea in 787 werd het gebruik van de icoon in het beroemde ‘Synodicon’ als volgt omschreven:
“Wij definieren met alle nauwkeurigheid en zorg, dat de eerbiedwaardige en heilige iconen kunnen worden aangebracht zoals de figuur van het eerbiedwaardig en levenschenkend Kruis, in zoverre zij bestaan uit stof die uit kleuren en steentjes bestaat en uit ander materiaal dat passend is in de heilige Kerk van God~ op gewijde vaten en op gewaden, op muren, op panelen, in huizen en langs wegen; dit geldt voor de afbeelding van onze Heer en God en Verlosser Jezus Christus, die van onze reine vrouwe, de Heilige Moeder van God, die van de eerbiedwaardige engelen en die van alle heilige en vrome mensen. Want hoe vaker men hun door middel van een geschilderde voorstelling ziet, hoe meer degenen die ze zien worden opgewekt degenen die ze voorstellen te gedenken en te begeren, om hen te begroeten, eer en verering, maar niet de eigenlijke aanbidding van ons geloof te geven, die alleen de goddelijke natuur toekomt. Verder mag men er kaarsen en wierook voor branden op dezelfde wijze als voor de figuur van het eerbiedwaardig en levenschenkend Kruis en voor de heilige boeken van het Evangelie en voor andere geheiligde voorwerpen, zoals zelfs bij de ouden de gewoonte was”.
Deze overwinning op het iconoklasme, die het leven van de Orthodoxe Kerk voor altijd heeft bepaald en die voor de orthodoxen van nu in het veelvuldig vereren van de iconen nog steeds als een dagelijkse realiteit wordt ervaren, wordt ieder jaar op feestelijke wijze herdacht op de eerste zondag van de Grote Vasten, de ‘Zondag van de Orthodoxie’. De teksten van het Concilie van Nicaea worden plechtig voorgelezen en in een grote processie worden de belangrijkste plaatselijke iconen rondgedragen.